NIEUWSBRIEF nr 17 juni 2019
Deze Nieuwsbrief is de eerste die niet meer per post aan de donateurs wordt toegezonden en die alleen via deze website is te lezen. Het voordeel is dat we ter besparing van kosten en werk, niet meer vastzitten aan 1x per jaar en ook, dat we eerder kunnen vermelden wat wij van belang vinden.
Veel leesplezier!
WHMvM
Documentatiemateriaal
De krantenknipsels, foto's, kopieën van foto's, berichten, en dergelijke, die wij in de loop van ons onderzoek van de 33 huidige stammen hebben verzameld, staan nu ter beschikking van de belanghebbenden, gratis (alleen de verzendkosten). Iedere week wordt de website bezocht door zo'n 150 personen, dus dit bericht wordt door velen gelezen. Er zijn enkele naamgenoten die gereageerd hebben, in een enkel geval had een ander van dezelfde stam zich een week eerder gemeld – dat kan dus ook! Met andere woorden: laat even weten dat u belangstelling hebt. Mijn genealogische compagnon zei altijd: Niet geschoten is altijd mis.
Vernoemingen
Nog niet zo lang geleden was het gebruik, dat pasgeborenen vernoemd werden naar familieleden. Ik heb dat zelf nog bij mijn kinderen gedaan. Tegenwoordig komt het niet zo vaak meer voor, vandaar de toevloed aan buitenlandse namen en zelfs fantasienamen.
Bij familie-onderzoek in een wat verder verleden moet men er mee rekening houden dat de vernoeming een min of meer vast patroon volgde. Zo was het regel dat de eerste zoon naar vaders vader werd vernoemd, de tweede zoon naar moeders vader, de eerste dochter naar moeders moeder en de tweede dochter naar vaders moeder. Er waren echter regionale verschillen! Als een grootouder nog leefde, mochten bijvoorbeeld de kinderen niet naar opa of oma vernoemd worden. Dan werd een kind vernoemd naar een overleden broer of zus van opa of oma, of van vader of moeder. Ook kon een overleden eerste echtgenoot/echtgenote voorrang krijgen. De onderzoeker die hier oog voor heeft, kan vernoeming gebruiken om een familieverband aannemelijk te maken.
Een ongewenste complicatie
Er zijn van die gevallen die een genealoog nooit hoopt tegen te komen, bij voorbeeld twee personen met dezelfde familienaam, dezelfde voornaam, hetzelfde patroniem, in dezelfde periode en in hetzelfde dorp. Lang heb ik in de waan geleefd dat mij dit bij mijn onderzoek nooit zal overkomen, helaas...
De persoon om wie het gaat, is Jan Gerrits van Maurik, zoals die voorkomt in onze stam Van Mourik uit Beusichem-C, een megastam die doorloopt tot in deze tijd. De vroegste gegevens betreffende hem zijn niet eenduidig. In Maurik wordt hij gewoon als als Jan Gerrits vermeld en als we kijken in het ondertrouwboek van Maurik, dan zien we in 1649, 1650 en 1656 drie huwelijken van personen met de naam Jan Gerrits, die in de daaropvolgende jaren goed zijn voor 14 kinderen, waarvan twee maal kinderen binnen de negen maanden. (De toevoeging “Van Maurik” komt in Maurik natuurlijk niet voor.) Dat vraagt om nader onderzoek!
Allereerst de drie ondertrouwgegevens.
1. Jan Gerrits, jongeman van Meteren, won tot Maurik, tr. aldaar 8 apr 1649 Aritken Jacobs, jongedochter van Maurik, won. tot Ingen. 2. Jan Gerrits, wednr van Elisabeth van Eck, won tot Lienden, tr. Maurik 26 mei 1650 Hubertken Verbrugge, jongedochter van Maurik. 3. Jan Gerrits, jongeman van Maurik, ondertr. 1e aldaar 24 febr 1656 Peterken Jans van der Sand, jongedochter van Maurik; otr. 2e Rijswijk 12 mrt 1665 als Jan Gerrits van Maurick, wednr won. Maurik, tr. Rijswijk 2 apr 1665 Jannetge Jans, jongedochter tot Rijswijk. De enige die in aanmerking komt is ged. 27 sept. 1643: Jannetge, dochter van de schoolmeester Jan Eliae.
Voor het gemak ga ik, op goede gronden,voorbij aan de vijf kinderen die ik niet kan toerekenen aan de nummers 1 en 2,. Het gaat dus nu om de huwelijken van Jan Gerrits met Peterken Jans van der Sand en Jannetge Jans, waaruit in totaal 10 kinderen. Uit het eerste huwelijk heb ik alleen gevonden: Jan, ged. Maurik 6.4.1662, genoemd naar de schoonvader van Jan Gerrits, die als generatie I de stamboom Beusichem-C aanvoert. De kinderen uit het 2e huwelijk volgen elkaar van 1666 tot 1679 in de gebruikelijke snelheid op. Daar aantekeningen betreffende overlijden voor dit tijdvak ontbreken en de kinderen het veelvuldig voorkomende patroniem Jans” dragen, is het zonder aanvullende gegevens niet mogelijk hun verdere levensloop te volgen. De leden van het geslacht Van Mourik uit Beusichem-C, zullen het met deze kleine aanvulling moeten doen.
Buiten bestek van dit artikeltje over Jan Gerrits in Maurik kan ik een soortgelijk geval van Jan Jans in Maurik noemen, met het curieuze verschijnsel van twee kinderen in zes maanden tijd. Dat bleek geen toeval: ook drie jaar later kwam zoiets voor en dan binnen vier maanden, eveneens biologisch onmogelijk! Ook hier kan het gaan om drie vaders, met dezelfde voornaam, hetzelfde patroniem en in hetzelfde dorp. Om hoofdpijn van te krijgen!
Genealogisch bewijs
De laatste jaren wordt meer en meer de nadruk gelegd op het vermelden van de bron waarop de onderzoeker zijn gegeven baseert. Dat is een goede zaak want dan is er een controlemogelijkheid. Toen wij 60 jaar geleden met De Maurikkroniek begonnen, speelde dit nog niet, vandaar dat vaststaande gegevens en veronderstellingen naast elkaar voorkwamen. Het meeste van wat wij publiceerden was gebaseerd op eigen archiefonderzoek: heel wat uren hebben wij doorgebracht in archiefinstellingen, en thuis, achter de schrijftafel, gingen we samenvoegen. Dat daarbij van tijd tot tijd een veronderstelling tot het niveau van feit werd verheven, ligt voor de hand. Gelukkig zijn wij soms door medegenealogen gecorrigeerd, zodat waarschijnlijk al te grote missers voorkomen zijn.
In genealogische bladen, zoals “Ons Voorgeslacht”, werd al jaren geleden gewezen op het belang van “bewijzen” of “aannemelijk maken”. Ook het vermelden van een notenapparaat bij een publicatie werd en wordt van groot belang geacht. Het komt daardoor herhaaldelijk voor dat een mede-genealoog een correctie weet te melden, een goede ontwikkeling.
Heden ten dage worden genealogische computerprogramma's ontwikkeld waarin de bron centraal staat en niet het genealogisch gegeven. Dat dit specifieke moeilijkheden met zich mee brengt, laat zich raden. Het kan zijn dat de balans nu doorslaat naar de andere kant: ik lees althans dat van ieder gevonden gegeven de bron moet worden genoteerd en vermeld.
Genetische genealogie
In de begintijd van ons onderzoek, nu 60 jaar geleden, voegden wij per plaats gezinnen tot families, tot grotere gehelen, een Maurikstam. Wat niet kon worden samengevoegd, kreeg, naast de plaatsnaam, een letter uit het alfabet. Geleidelijk aan konden wij zo'n stam combineren met een andere, bestaande stam. Op deze wijze zijn de 70 stammen in ons bestand ontstaan, waarvan er 33 doorlopen tot in deze tijd; een aantal ervan hebben nog de oorspronkelijke benaming. De voor de hand liggende vraag is: zouden deze door middel van DNA-onderzoek samengevoegd kunnen worden? Het gaat om 4 stammen uit Asch, 3 uit Buren, 2 uit Maurik, 2 uit Werkhoven en 2 uit Zoelmond. Het zou allereerst logisch zijn dat de vier stammen uit het dorpje Asch bij elkaar horen. De archieven laten die samenhang niet zien (sommige beginnen inde 18e eeuw) , alleen DNA-onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven. Ziehier een praktische toepassing van DNA-onderzoek bij genealogie, oftewel genetische genealogie.
Wij hebben hier een nieuwe ontwikkeling in het stamboomonderzoek, die steeds belangrijker gaat worden en die nu al spectaculaire resultaten laat zien. In het blad GEN. van september 2018, een uitgave het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis, wordt door specialisten daar uitgebreid over bericht. Ook buiten het stamboomonderzoek, in het opsporen van misdadigers, wordt DNA-onderzoek met succes ingezet. Bekend is het vinden van de Golden State Killer in de Verenigde Staten (moorden van 1976 tot 1986), die in 2018 kon worden gearresteerd en berecht. Ook de moordenaar van Nicky Verstappen werd door middel van DNA-onderzoek gevonden.
De technieken om DNA-monsters uit menselijke resten te halen, zijn de afgelopen 10 jaar sterk verbeterd. Het lukt om uit steeds oudere botten monsters met succes te analyseren en door herkenbare patronen kunnen groepen onderscheiden worden waar we van af stammen. Zo heeft men vastgesteld dat de tegenwoordige mens (met uitzondering van de Afrikaanse bevolking ten zuiden van de Sahara) tussen de een en twee procent DNA gemeenschappelijk heeft met de Neanderthaler, van wie men tot voor kort aannam dat dit type mens uitgestorven was. Een ander gegeven is, dat mensen die tegenwoordig op een bepaalde plaats wonen, bijna nooit exclusief afstammen van mensen die daar in een ver verleden leefden. Als illustratie hierbij noem ik Ötzi, de ijsmummie, die in 1991 werd gevonden aan de rand van een gletsjer op ruim 3000 meter hoogte in de Ötztaler Alpen, op de grens van Oostenrijk en Italië. De man leefde 5300 jaar geleden, honderden jaren voor de piramide van Cheops! Zijn genen hadden meer overeenkomst met de inwoners van de eilanden Corsica en Sardinië dan met de huidige bewoners van de Alpen.
Zo'n negenduizend jaar geleden zagen de toenmalige bewoners van Europa de instroom van akkerbouwers, die zich vanuit het Nabije Oosten in verschillende richtingen verspreidden. Zij vermengden zich met de jagers-verzamelaars die daar leefden. Vanaf ongeveer vijf duizend jaar geleden was er de instroom van veehouders uit de steppen ten westen van de Oeral. Deze drie groepen zijn nog steeds herkenbaar in het DNA van Europeanen.
Een succesvoorbeeld van een onderzoek betreffende de historische tijd is de identificatie in 2012 van een in Leicester (Engeland) gevonden skelet waarvan vermoed werd dat het ging om de Engelse koning Richard III (1452-1485). Er was geen match met levende verwanten in mannelijke lijn, maar wel met twee verwanten in vrouwelijke lijn. Samen met andere aanwijzingen leverde dat voldoende bewijs op voor de identificatie.
DNA-onderzoek wordt vooral ingezet bij het zoeken naar een vader. Er zijn onderzoekers die als familiedetective hun kennis en kunde kunnen aanwenden om een “verloren” vader op te sporen. Tegenwoordig zijn het vooral kinderen van een spermadonor die op zoek zijn en met wat geluk kan de vader gevonden worden.
De testmethodes zijn accuraat als het gaat om het achterhalen van directe verwanten, maar als de bureaus u verre voorouders beloven, moet u op uw hoede zijn: er wordt globaal vermeld of u afkomstig bent uit Europa, Afrika of Azië (!), maar zodra men gaat specificeren naar landen zijn de uitkomsten per bureau compleet verschillend. Het zou hier te ver voeren om dit nader toe te lichten, maar houdt u rekening met een fopspeen.
Om niet alleen de vaderslijn te volgen, maar alle voorouders in kaart te brengen, moet er gedegen archiefonderzoek worden gedaan; het genealogische handwerk blijft noodzakelijk. Een dergelijk breed stamboomonderzoek (kwartierstaat) geeft geen verre voorouders, maar namen en data tot bijvoorbeeld 1700. Die basisgegevens kunt u aanvullen met de geschiedenis van stad of streek en zo een meerwaarde geven, waardoor de verwanten een achtergrond krijgen. Maar naarmate dit onderzoek zich verder terug in de tijd uitstrekt, worden de bronnen schaarser. De kans op verkeerde conclusies neemt dus hand over hand toe. Dan kan DNA-onderzoek van pas komen, waardoor we in contact kunnen komen met personen met wie we een match hebben (die een of meer stukjes DNA met ons gemeenschappelijk hebben) en die – als het goed is - onze bevindingen bevestigen. In die gevallen is de juridische afstamming gelijk aan de biologische afstamming. Waar dat niet het geval is, hebben we of een verkeerde conclusie getrokken, of is de vader niet de biologische vader, al moeten we deze mogelijkheid niet overdrijven: een onderzoeker heeft aangetoond dat maar ongeveer 1% van in een huwelijk geboren kinderen een andere vader heeft dan de juridische vader. Er circuleert een broodje-aap-verhaal dat 30% noemt, maar dat is aanwijsbaar onjuist.
Een praktijkgeval
“Wie was de onbekende vader van onze grootvader?” Dit was een familiegeheim, er werd niet over gepraat, dat deed men toen niet. Er was wel een gerucht. De overgrootmoeder zou bezwangerd zijn door een boer, toen zij bij hem dienstmeid was; er werd ook een naam genoemd. Echter, de man uit het gerucht was geen boer, maar kwam uit een groot en armoedig arbeidersgezin. Bovendien kwam de voornaam van de grootvader niet voor in beide families. Naar wie was de grootvader dan wel vernoemd? De onderzoeker nam deze voornaam als uitgangspunt voor zijn onderzoek. Na schifting van mogelijke verwekkers bleven er twee personen over, maar DNA-onderzoek bij nakomelingen van deze twee bleek negatief te zijn.
Dus terug naar de man van het gerucht. Uit reconstructie bleek dat hij 20 jaar was en de grootmoeder 24 jaar, toen zij zwanger raakte. Dat zou een reden geweest kunnen zijn dat er niet werd getrouwd. Hij trouwde later (met een ander) en kreeg vijf kinderen. Een nazaat in de manlijke lijn was betrekkelijk snel gevonden, die – en dat was essentieel – bereid was mee te werken aan een DNA-test. Bingo! Het gerucht had dus toch een kern van waarheid.
10% Indisch DNA
In de eeuwen dat Nederlanders in Oost-Indië prominent aanwezig waren, zijn er veel contacten geweest tussen ongehuwde Europese mannen en inlandse vrouwen. Het ongehuwd samenwonen van een Europese man en een Aziatische “huishoudster”of njai werd stilzwijgend geaccepteerd. Kinderen uit deze verbintenissen werden of door de vader erkend of gingen op in het familie-verband in het dorp van de moeder. In het eerste geval werden zij gerekend tot de groep “gelijkgesteld met Europeanen”. Uit de omgekeerde familienaam van de vader (Vermehr werd Rhemrev, of een andere variatie van diens naam) is vaak te zien dat de drager ervan tot deze groep behoorde.
In de kwarteeuw die volgde op de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 verlieten meer dan 300 duizend Indische Nederlanders het land van herkomst om zich in Nederland te vestigen. Het DNA van deze bevolkingsgroep was op het moment van aankomst bij velen al een mix van Europees, Aziatisch en soms ook Afrikaans DNA. Sindsdien is dit voortgeschreden en heeft ertoe geleid dat er nu veel Nederlanders zijn bij wie op het eerste gezicht niet opvalt dat zij Indisch DNA in zich dragen. Uit afbeeldingen van dochters uit vijf generaties na een Indische oermoeder valt op dat na drie generaties het Aziatische uiterlijk vrijwel is verdwenen, terwijl het Aziatische DNA onveranderd van moeder op dochter is doorgegeven. Het menselijk DNA beval ten minste 22 duizend genen; zelfs met slechts éen Aziatische overgrootouder zijn er gemiddeld nog 2750 Aziatische genen in de cellen van het lichaam.
Omgekeerd dragen talrijke Indonesiërs Europees of Chinees DNA met zich mee. Er zijn tot heden echter weinig Indonesiërs die hun DNA hebben laten testen. Om ergens te beginnen heeft de Indische Genealogische Vereniging een Indisch DNA Fonds opgericht, dat DNA-tests vanuit Indonesië ondersteunt. De eerste resultaten worden nog dit jaar verwacht.
Bron: GEN. – Magazine voor familiegeschiedenis, dec. 2018