W.H. Morel v.Mourik
DOYS VAN MAUDERIC
eerder gepubliceerd in De Nederlandsche Leeuw, februari 2008, p. 15-19, met latere aanvullingen, die gecursiveerd zijn.
Wapenteken: een kruis
INLEIDING
Met de naam Doys is door onderzoekers nogal wat gerommeld. Instructief zijn de vijf dossiers over deze naam bij het Centraal Bureau voor Genealogie Op de stamboom van Peter Doys, momber in Deventer op 16 september 1495, werd een bovenbouw geconstrueerd, selectief samengesteld uit losse Doysvermeldingen, zoals die ook voorkomen in akten bij Nijhoff 1, waarbij de vraag of Doys in de middeleeuwen wel een vaste familienaam was, zelfs niet eens gesteld werd. Jhr. H.H. Roëll heeft geprobeerd de gegevens uit de collectie-Polvliet in een bezield verband te plaatsen. Boven aan de constructie zette hij Willem Doys (1285), die echter een Van Bylandt blijkt te zijn. Ook Steven Doys die bij Roëll voorkomt, hoort in dit kaartenhuis niet thuis: hij is een Doys van Mauderic. Een andere onderzoeker, die aangeeft dat hij Roëll als uitgangspunt heeft genomen, heeft kennelijk vraagtekens bij de samengevoegde vroege vermeldingen gezet, want hij laat zijn genealogie met bovengenoemde Peter Doys beginnen. Diens nageslacht voerde als wapen een schild met drie koeken.
In 1666 zijn op verzoek van kapitein Johan Doys, gedoopt Deventer 7 mei 1625, overleden 4 januari 1689, gegevens uit de middeleeuwen gezocht om zijn voorgeslacht meer glans te verlenen en waarbij meningen tot het niveau van feiten werden opgetild. Drie jaar later ontvangt hij van het Hof van Gelderland een certificatie van riddermatigheid.
Uit de 18e eeuw, uit 1766, dateren de genealogische aantekeningen Doys uit een ander dossier van het Centraal Bureau voor Genealogie, bijeen verzameld door baron de Haersolte van Yrst. We zien hier de bekende namen uit de oude akten terug.
Ook in de 19e eeuw was er belangstelling voor Doys. G. van Hasselt vermeldt in 18082: Theodericus Deus de Bilant laat na 1294 de vermelding Deus vallen en gaat verder door het leven als Theodericus (dominus) de Bylant. In het Oorkondenboek (1872) van O.L.J.W. baron Sloet3 vinden we achttien akten waarin Doys voorkomt, met als oudste vermelding Theodericus Doys, ministeriaal in 1233. In 1360 vermeldt hij Wilhelmus dictus Dous, miles; in 1277 heet hij Wilhelmus Doys, dus zonder “dictus”. Deze aanduiding treffen we geregeld in combinatie met Doys aan. “Dictus”na een voornaam betekent: wiens bijnaam is…4. J.A. Anspach5 ziet in 1889 in de spelling Doys een verschrijving van Dous; dat zou dan een samentrekking van dominus moeten zijn. Hij werd in die gedachtengang niet gesteund. Aan het eind van de vorige eeuw verscheen de publicatie van A.G. van Dalen6 over Doys-van Bylandt. Zijn ontegenzeggelijk meeslepende stijl verdoezelt dat ook hier veronderstellingen als feiten gepresenteerd worden, zoals W. Jansen7 met voorbeelden heeft aangetoond. Hieronder dus nogmaals Doys.
HET ONDERZOEK
Bij het onderzoek naar Doys in Gelderland heb ik meer dan 200 vermeldingen onder ogen gehad. Ze laten een bont geheel zien: Doys als voornaam, schijnbare voornaam, toenaam, patroniem en achternaam8. Behalve in het Oorkondenboek van Sloet,dat tot ca. 1300 loopt, komen veel middeleeuwse vermeldingen voor in de regesten die A.P. van Schilfgaarde9 van het archief van Culemborg heeft gemaakt. Zo’n 75 maal komt de naam Doeys voor in de Stadsrekeningen van Arnhem van 1353-137310. Daarnaast heb ik nog een groot aantal andere bronnen geraadpleegd.
Ik heb het voor het gemak over Doys, ook als ik de elf andere varianten bedoel. De spelling Doys komt namelijk het meeste voor. In Millingen aan de Rijn, waar Doys nu nog als voornaam voorkomt als verkorting van Theodorus, is de “o” die van “kom”, gevolgd door een heel korte naslag, lijkend op de “u”van “bus” en als neerlandicus lijkt mij dat de middeleeuwse uitspraak van de naam11. De varianten die ik bij mijn onderzoek (tot 1600) gevonden heb zijn: Deeuys, Deus, Deuys, Deys, Does, Doeus, Doeys, Dous, Dueys(s), Duys en Duess.
WEGLATEN VAN DELEN VAN DE NAAM
De bijnaam Doys kan worden weggelaten, zoals bij bovengenoemdeTheodericus Deus de Bylant. G. van Hasselt geeft een voorbeeld van het omgekeerde: in 1313 wordt Theodericus dictus Duys de Mauderic genoemd; In hetzelfde jaar heet hij Doys de Malderic. Bij oppervlakkige beschouwing kan men denken dat Doys hier een voornaam is; alleen vergelijking met andere gegevens kan duidelijkheid verschaffen.
Het verschijnsel dat de voornaam wordt weggelaten en men met de toenaam wordt genoemd, heb ik herhaaldelijk aangetroffen: b.v. Doys van der Eme in 131512, Doys van Diden in 133513. Dat wil niet zeggen dat Doys niet als voornaam is voorgekomen; dat zijn waarschijnlijk veel van de 75 gevallen die ik gevonden heb in de Stadsrekeningen van Arnhem voor de periode 1353-1373.
Een ander verschijnsel is, dat de achternaam/familienaam kan worden weggelaten. Dat deed de secretarius, maar ook de persoon zelf. Als de ambtman Theotericus dictus Does de Malderiick in 1327 zegelt, laat het randschrift zien: S. Theoderici Doys14. Hetzelfde beeld vertoont Theodoericus dictus Doys de Avezaet. Hij noemt zich in het randschrift van zijn zegel uit 1407 eenvoudigweg Diderick Dues15. Gerit Doys Geritszone, omstreeks 1450 in Maurik, treedt pas in het licht als hij dood is, wanneer in 1475 Geryt Doys van Leeuwen beleend wordt na dode van zijn vader Geryt Doys16.
Ook bij Doys van Mauderic ontbreekt meestal de volledige naam en komt betrokkene voor als Doys. Verwarring en verwisseling met de ”echte” van Maudericks17 komt niet voor, zelfs als er sprake is van een gelijke voornaam (Henric) is de een ridder en de ander knape. Wel bemoeilijkt het weglaten van de familienaam door de secretarius het inlijven van personen in de genealogie van wie het vermoeden bestaat dat ze erbij horen, maar van wie de gegevens te vaag zijn om ze op te nemen. Dat geldt bij voorbeeld voor Jordaen Doys, over wie een opmerking op p. 4 bij IIIb wordt gemaakt.
VERKLARING VAN DE AANDUIDING DOYS
Zoals hierboven blijkt gaat de voornaam Theoderic of Dirk vaak aan de aanduiding Doys vooraf. Hier ligt de sleutel: Dirc, Diederic is de verkorting en vernederlandsing van Theoderic. Theodorus, dezelfde naam, heeft als verkorting Deus, Dous, Doys opgeleverd, zoals nu nog in de Over-Betuwe en Oost-Nederland. Dirc, Dous en Doys betekenen dus hetzelfde. Sloet vermeldt in het register van persoonsnamen van zijn Oorkondenboek de naam Theoderich eveneens bij Doys en Dous. Doys blijkt een populaire naam als voornaam, patroniem, toenaam of achternaam te zijn geweest. Aanvankelijk werd de voornaam Theoderic(us), vernederlandst Dirc, min of meer automatisch gekoppeld aan z’n verkorting Doys, welke koppeling later verviel en zo begon Doys, losgezongen van zijn betekenis, zijn tocht door de geslachten.
Met opzet gebruik ik het meervoud “geslachten”. Het is namelijk een hachelijke zaak aan te nemen, zoals N. Plomp18 dat doet in zijn studie “Een boer is geen edelman” dat er een groep-Doys bestaan heeft, met onderlinge verwantschap. Zijn argument is het kruis als gemeenschappelijk zegelteken. Er van afgezien dat er families zijn die het kruiswapen hebben gevoerd zonder dat er naamdragers met Doys voorkwamen, er moet eerst nog met een argument aannemelijk worden gemaakt dat er van een dergelijke groep sprake is en dat zal niet meevallen, omdat Doys eind 14e en begin 15e eeuw nog geen vaste familienaam was, maar meestal een toenaam.
In mijn kaartsysteem komen 17 familienamen met de toenaam Doys voor. Van de mij bekende tien wapens hebben er vijf een kruis, al dan niet met een neventeken en vijf laten een ander teken zien19. De conclusie moet wel zijn, dat niet iedere familienaam met de toenaam Doys tot “de groep Doys met het kruiswapen” behoort. Bovendien: het kruis was in de middeleeuwen voor wapenzegels een zeer geliefd symbool; de collectie-Muschart bij het Centraal Bureau voor Genealogie bewijst dat.
EEN ANDER FAMILIEVERBAND?
Een familieverband van Doys van Mauderic met Van Mauderick is aannemelijk, al is niet duidelijk hoe. De zegels zijn met deze aanname in strijd: het hier behandelde geslacht voerde een kruis, terwijl de andere van Mauderics, die in dezelfde tijd in Maurik leefden, de droogscheerdersschaar voerden. In een akte van 4 febr.1381 geeft de knape Henric Doys van Mauderic de halve wind te Maurik aan Gheryt, heer van Culenborch20. Interessant is de mededeling dat hij dit windrecht van zijn voorouders heeft geërfd. We komen dan al snel 100 jaar eerder terecht, bij generatie I van onderstaande genealogie, Dirc gezegd Duys van Mauderic. In die tijd leefde Saffatijn van Mauderic, die in 1272 de burcht van Maurik gebouwd heeft21. Zijn kleindochter bracht de burcht door huwelijk met een Van Culenborch ca. 1306 in dit geslacht22. Het is zeer aannemelijk, dat hierbij ook het halve windrecht is geweest. Er was de familie Van Culenborch dus veel aan gelegen, die andere helft te verkrijgen. Een gemeenschappelijke voorvader zou kunnen zijn de in 1244 gesneuvelde Steven van Mauderic23. Zowel in de stam van Saffatijn als in de Doysstam komt de naam Steven voor. Als deze gedachtengang juist is, verklaart ze de aanzienlijke positie van Dirc gezegd Duys van Mauderic, zoals uit de genealogie blijkt.
Bij sommige leden van dit geslacht staan zo weinig beleningen, dat je je zou kunnen afvragen of zij van zo weinig grond hebben kunnen leven. Maar: als knape moest men over een paard en een harnas beschikken. Het is dus vrijwel zeker dat in de familie nog veel allodiaal grondbezit was, dat uiteraard niet in de leenregisters opgetekend staat. Daarnaast zouden in het verloren gegane leenregister van 1423-1452 van de heerlijkheid Maurik beleningen kunnen zijn vermeld, waar we nooit meer weet van zullen hebben.
PROEVE VAN EEN GENEALOGIE VAN DOYS VAN MAUDERIC
CT = J.C. Kort, Culemborg Totaal, nu genaamd Repertorium op de lenen van de hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669)
I DIRC GEZEGD DUYS VAN MAUDERIC ("Theodericus dictus Duys de Mauderic"), (geschatte jaren 1260 – ca. 1319), bezat in 1313 alle leengoederen van de graaf van Gelre ten zuiden van Maurik, uitgezonderd de tienden van de pas ontgonnen landerijen bij Ravenswaaij24. In hetzelfde jaar moet hij op bevel van de graaf 61 pond vanwege pacht aan hem teruggeven25. Hij, Doys van Maudric, is knape op 1.7.1314; hij treedt dan als getuige op bij een oorkonde van Reynald, graaf van Gelre (J.W. Berkelbach van den Sprenkel, Regesten van Oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340 (1937)).Uit deze gegevens blijkt, dat het om een aanzienlijk man ging.
Op 29 nov.1319 blijkt hij dood te zijn; hij wordt dan samen met zijn zoon DOUSEKIN (kleine Dous, Dirkje dus) genoemd in een akte, waarin de proost en het convent van Mariënschoot te Zennewijnen enige jaarlijkse inkomsten van 2 pond en 8 schellingen kleine penningen uit de onaangetaste goederen van Dousekin, zoon van wijlen Dirc gezegd Dous van Mauderic, "in integris bonis Dousekini, filii quondam Theoderici dicti Dous de Mauderic" bestemmen voor de zieke kloosterzusters26.
Een dochter zou kunnen zijn Agniese Doys van Maudric, die met haar man Everard Spaen Roversz. te Ingen op 26 mei 1326 10 morgen land in Ingen verkoopt. Tijnsgenoot hierbij is Dieric Doys van Maudric, kennelijk haar broer. (Utr.Arch. Buchel-Booth invent. nr12, fol. 42v-43r).
II THEOTERICUS DICTUS DOES DE MALDRIICK (in wie ik bovengenoemde Dousekin zie, geschatte jaren 1300-1360), wordt op 19 juni 1327 als ambtman in de Neder-Betuwe vermeld27. Zijn ambtstijd zal maximaal 1½ jaar zijn geweest (na 22 jan.1326 - voor 31 juli 1327), wat op te maken is uit de data van zijn directe voorganger en zijn opvolger. Zijn zegel vertoont een kruis met op de (heraldisch) linker zij-arm een droogscheerdersschaar met de punten naar beneden, met als randschrift S. Theoderici Doys14). De schaar wijst m.i. op een verbinding met de hoofdstam Van Mauderic.
Zoons zullen zijn:
1. Steven Doys, volgt IIIa )
2. Heinric Doys, volg IIIb ) Deze aanname stoelt o.a. op het volgende:
3. Dirc Doys, volgt IIIc )
Henric Doeys en Dirck Doeys zijn twee van de 83 knapen en 9 ridders die zich op 2 nov.1376 met Jan van Blois en zijn gemalin Machteld, hertogin van Gelre, verzoend hebben28. Bij de daaropvolgende Landvrede van 1377 staan bij de knapen van de Neder-Betuwe Steven en Henric Duys, gepresenteerd als twee broers29.
IIIa STEVEN DOYS, (geschatte jaren 1340-1400); wapen: een gouden kruis op een groen veld30, een belening zonder datum, maar voor 1400: 3 morgen in de Nieuwe Weide, 8 hont aan de Roghkamp en 3 akkers in Wijkermaat, boven de Meynstrate16, alles in Maurik. Verder: 1394 4 morgen en 2 hont in anderhalve akkers in Rijswijk (CT nr 622). Het zou kunnen zijn dat met Steven van Mouderic, die beleend wordt met 5½ morgen op de Weide en 2 morgen in de Roggekamp, deze Steven Doys bedoeld wordt: “Steven van Mouderic, boven Steven vorseid met zijn hofstede”16.
Hieruit:
1. MECHTELT Doys van Mauderic, leefde 1458, tr. Arnt Goessens van den Gruuthuus, dood in 1458, knape, schepen van Arnhem, richter van de Veluwe, raad, rentmeester en zwager van Willem I, hertog van Gelre, zegelt 24 mrt.1402 (een naar rechts kijkende adelaar met gespreide vleugels)31 samen met Otto Doys van Mauderic32.
2. OTTO Doys van Mauderic, had land in het Meerland, in 1423 stond dat op naam van zijn erven, in 1452 op naam van zijn neef Otto van den Gruuthuuse33, zegelt 24 mrt.1402 (een kruis, beladen met een schildje) samen met zijn zwager Arnt Goessens van den Gruuthuus; laat op 28 mrt.1409 gerechtelijk de goederen te Maurik van de Proost van Oudmunster te Utrecht panden en verkopen voor 300 “Vrancriische schilde”, welk bedrag hij gaf aan zijn neef Otte van den Gruuthuus Aerntsoen34.
IIIb HEINRIC DOYS VAN MAUDERIC (geschatte jaren 1340-1400); hij komt voor het eerst voor in 1369 en wel als Henric Doys, bij de schatting van dat jaar35, waar hij voor zijn bezittingen in Maurik voor 8 pond wordt aangeslagen, de bovengrens van de belasting, bij een vermogen van 100 oude schilden36. Deze vermelding wordt door Dr.J.C. Kort gekoppeld aan de Hendrik Doys die in 13.. (geen nader jaar bekend) en 13(94) wordt beleend met twee vijfgaarden in Maurikerbroek37. Daar zestig jaar later een Hendrik Doys van Mauderic, leenvolger is, is het plausibel, dat Henric Doys van 1369 een Henric Doys van Mauderic is. Hij is in 1375 tijnsgenoot38 en in 1381 wordt hij “knape” genoemd. Hij verklaart dan aan Gheryt, heer van Culenborch en van der Lecke de halve wind te Maurik gegeven te hebben20. De andere helft van het windrecht (een recht van de heer om een windmolen te hebben) moet dan oorspronkelijk van Saffentijn van Mauderic geweest zijn en via het huwelijk van zijn kleindochter met een Van Culenborch al ca. 1306 zijn vererfd22. De heer van Culemborg had dus van 1381 af het hele windrecht.
Hij was ca. 1400 leenman van 9½ morgen in Maurik (waarschijnlijk op de Perrick), 3 morgen in de Huusmaten, 4 vijfgaarden in de Grote Broek, 3 morgen in de Meente, 4½ hont in de Weert, een akker bij de Rijn en 4 morgen en 2 hont in Rijswijk16 en 39 op de Weertakker, 1394-1423. In laatstgenoemd jaar gaat het leen over op Kunigonde, weduwe van Jordaen Doys CT nr 625). Deze Jordaen komt ook voor 1400 als belender voor van 4 morgen en 2 hont van de Weertgraaf tot de Broeksteeg in Rijswijk (CT nr. 624). Familie…??
Zijn vrouw, vermeld als “Doys wiif van Mauderic”, is in 1394 beleend met 9 morgen in Rijswijk39, met lijftocht voor haar stiefmoeder (CT nr 607).
Een dochter kan zijn:
UDEL DOYS DOCHTER VAN MAUDERIC, geh. met Roelof Utenweerde. Zij heeft ca. 1400 de lijftocht van 3 penmate 10 morgen, waar is onbekend40. Een Roelof Jansz. Utenweerde met zoon Jan leefde in 145941.
Een zoon kan zijn:
DIRCK HEINRIC DOYS SONE / DIRC DOYS HINRIC SONE, die ca. 1400 genoemd wordt voor 2 morgen land in Wijkermaat, strekkend tot aan de dijk, samen met Weyndelmoet Hugen dochter, 1½ morgen in de Grote Broek, alsmede (ca. 1420) voor 2 hont in Wijkermaat16.
IIIc DIRC DOYS VAN MAUDERIC, (geschatte jaren 1340 - voor 12 jan.1423), tr. Liisbet, leefde 12 jan.1423.
Hieruit:
1. Gerrit, met zoon Dirc Doys van Mauderic Gerrits, volgt IVa.
2. Giisbert, met zoon Dirc Doys van Mauderic Giisberts, volgt IVb.
3. Dirc Doys Doysz, ook vermeld als Dirck Doys Dircks Maurik, genoemd 1423, 1453 en 1456.
Beredeneerde verwantschap
Op 12 maart 1397 koopt Dirc Doys Gheryts 10 ½ hont land onder Maurik in de Huusmaten42 . Hij behoudt dat tot 12 januari 1423, want dan dragen Dirc Doys van Mauderic en zijn vrouw Heylwich, alsmede Dirc Doys Doysz. met zijn moeder Liisbeth een akker land van 11 hont in de Huusmaten over aan de vicaris van het St.-Catharina-altaar in de kerk te Maurik43. Dat het om hetzelfde land gaat, blijkt uit het eigendomsbewijs van de 11 hont in de Huusmaten en de oudere brief van 1397 44 . Hieruit volgt dat Dirc Doys Gheryts en Dirck Doys van Mauderic identiek zijn.
Eveneens, via een andere akte, is bovengenoemde Dirc Doys Doysz. te traceren, die op zijn beurt een andere Doys, nl. Dirc Doys Giisberts, als een Van Mauderic thuisbrengt: op 2 oktober 1436 draagt laatstgenoemde met zijn vrouw Lisbet 8 hont land op de Slage over aan Evert Utenweerde Gherits .45 Beiden zien we weer terug in de leenregisters van Culemborg in 1453; de vrouw blijkt dan Lysbeth van Eck Lamphollendr te zijn; zij wordt dan beleend met 8½ morgen op Hornixveld 46 . Als weduwe van Dirck Doys Giisberts draagt zij dit land op 5 juli 1455 over aan de leenheer 47 . Op 20 december 1449 wordt zij als belendster van een hofstede buiten de bandijk Elisabeth JAN Lamphollendr genoemd 48 . Hulder in 1453 is Dirck Doys Dircks Maurik, in wie ik de Dirc Doys Doysz. van 1436 zie. De familierelaties laten zich verduidelijken in onderstaand overzicht.
Dirc (dood 1423) x Liisbet (leefde 1423)
IVa IVb
Gerit Giisbert Dirck Doys Doysz / Dirck Doys Dircks Maurik
genoemd in 1423 met moeder Liisbeth
| | 1453 hulder, 1456
| |
Va Vb
Dirc Doys Gherits Dirc Doys Giisberts
genoemd in 1393, 1397 genoemd in 1403,1436, dood in 1455
tr. Heilwich tr. Lysbet van Eck Lamphollendr.
| |
| |
VIa VIb
Dierick Doys Henric Doys
VIa DIERICK DOYS DOYS GERITS SOEN SOEN / DOYS GERITS, ca. 1400 ½ morgen op de Meente, van de wetering tot aan de Huusmaten, boven zelf geland16 en 40. Deze belening kan ook op Va slaan.
Een zoon is mogelijk: Gherit Doys van Mauderic, volgt VII.
VII GHERIT DOYS VAN MAUDERICK wordt op 13 mei 1456 genoemd als geërfde van Eck, i.v.m. een ordonnantie op het schoonhouden van de Linge49. Hij staat op een lijst van steden en riddermatigen omstreeks 146050 , ook vermeld op de riddercedule van Gelre van 1468 voor Eck (of is dit zijn zoon?)51 en was leenman van het huis Matenesse, van een huis, boomgaard en hofstede groot 14 morgen in Eck, dat in 1467 overging op zijn zoon Henric52; hij was evenwel al dood in 146153. De namen van zijn vrouw en kinderen, alsmede de mededeling dat hij iemand een jaarrente uit land onder Maurik geschonken had, zijn ook uit laatstgenoemde vermelding afkomstig. Hij was gehuwd met Johanna van der Moelen, die in 1466 in Eck voor 4 stuivers aangeslagen werd en in 1470 pro memorie54. In 1461 werden vier kinderen vermeld: Henrick, Gherit, Alart en Aleid:
1. HENRIC DOYS VAN MAUDERICK, buurmeester van Eck [1466], komt voor in de Schattingsregisters van 1466 en 1470, in het laatste voor 4 stuivers54, kinderloos overl. na 20 jan.150955, tr. Heilwich Ottensdr. van Derthesen, beiden vermeld op 4 apr.1494. Haar wapen toont drie gespen56. Hij staat in 1466 als gerichtman zijn zwager bij, de richter van Eck en Maurik, Johan van Eck57.
Van 25 okt.1467 tot 3 dec.1490 is hij beleend met een huis, boomgaard en hofstede, groot 14 morgen te Eck; daarna gaat het goed over op Sweder van Rumelaer52. Bij de belening van 16 apr. 1476 worden ook leenmannen genoemd. Dit goed is De Hul, een kasteelachtig gebouw met een gracht en bouwhuizen. Huize de Hul lag tot in het midden van de 19e eeuw midden voor de Kniphoek, een straat aan de westzijde van Eck. Er waren heerlijke rechten aan verbonden, zoals het jachtrecht (Ned.Leeuw jan. 1991, kol. 19).
Zijn beleningen in Zoelen per 11 nov.1481 omvatten enige stukken land, tijns en 41 kippen58.
Op 4 dec.1476 verkoopt hij met zijn vrouw 3 hont land, genaamd die Ghier in Eck als vrij goed59.
2. GHERIT DOYS VAN MAUDERICK, overl. voor 11 nov.1481, had ver voor 1527 6 morgen op de Zesgarden te Zoelen60 , beleend 9 nov.1475 (tot 1481) met 2 morgen en 1 hont in Zoelense Broek, genaamd den Ouden Camp58. Zijn erven worden in 1476 en op 29 juli 1486 als belenders genoemd60.
3. ALART DOYS VAN MAUDERICK, genoemd in 1461.
4. ALEID DOYS VAN MAUDERICK, genoemd in 1461, tr. Johan van Eck, richter van Eck en Maurik [1466, 1469]53.
Vermoedelijke zoon van Dirc Doys Giisberts (Vb):
VIb HENRIC DOYS VAN MOUDERIC (geschatte jaren 1410-1470); hij wordt op 11 febr.1436 als Henrick van Mauderick met Maria Doys zijn vrouw, en haar broer Joest Doys als belenders van 6 morgen in Eck genoemd61. Hij is rentmeester van de heer van Culemborg van 1445-146162. Als geërfde van Maurik wordt hij in 1456 vermeld in een ordonnantie die het schoonhouden van de Linge regelt49. Hij koopt in 1464 10 morgen op de Parric en 3 hofsteden in Wiel van de heer van Culemborg en heeft die later terugverkocht en zegelde toen met een kruis63. Hij moet zijn overleden na 16 mrt. 1466, dat is de laatste keer dat hij als gerichtsman genoemd wordt 64. In het Schattingskohier van 1466 komt hij voor met 4 stuivers; in 1470 staat in het kohier “Henrix erfgenamen van Maurick 3 stuivers”, met direct daarna “Stees en Joist” , zijn zoons54. Hij tr. ca. 1436 Mary Doys, die gezien de beleningen ca. 1468 moet zijn overleden. Hoewel zij bij de beleningen nergens met een familienaam voorkomt, blijkt zij een Van Angeren te zijn, dochter van Dirc Doys van Angeren65. Zij komt van 1453-1462 zeven maal in de leenregisters voor, haar man geen enkele keer. Wel wordt Henric Doys van Mouderic in 1452 genoemd als belender van 3 morgen op de Slage66.
Kinderen van dit echtpaar:
1. JOEST VAN MOUDERIC. Hij is als Joost Doys van 1423-1453 belender in Rijswijkerweert CT 666) en met onbekende datum belender in Rijswijk (CT 676). Hij is de oudste zoon en komt met zijn broer Stees voor in het Schattingskohier van 1470, leenman van 1½ morgen tot Wiel 27 juli 147167.
2. HENRIC VAN MOUDERIC, volgt zijn moeder op in het leen van de 3 morgen in Grote Broek68, datum onbekend, maar na 1453 en voor 1468, als hij het land aan zijn broer Steesken overdraagt. Hij zal de Henric Doys van Mauderic zijn, die op 3 febr.1464 drie hofsteden in Wiel koopt en zegelt met een kruis, vergezeld van een barensteel met drie hangers69. Hij belooft op 15 okt.1464 de heer van Culemborg voor de 3 morgen leengoed in het Broek, hem door zijn vader geschonken, jaarlijks 1 oud schild te geven70.
P.Horden: Een kleine geschiedenis van het land van Vianen (p. 39):
In 1480 trokken rooftroepen onder Jan van Heemstede over de Diefdijk het land van Culemborg in en namen ene Henk van Maurik gevangen, die op 200 Rijnse guldens losgeld gezet werd.
3. STEESKE VAN MOUDERIC, leenman van 1½ morgen tot Wiel, van 1468-147165, 1½ morgen tot Rijswijk, ca. 146839, 3 morgen in Grote Broek 20 juni 146868. In 1470 komt met land in Schalkwijk voor Staes Henrickx van Mourick (Mededeling Dr. M.S.F.Kemp 2 jan. 1974). In 1476 blijkt hij overleden te zijn. Dan wordt HENRIC DOYS VAN MAUDERIC STESKENSZ, onmondig, na de dood van zijn vader met de 3 morgen in Grote Broek beleend. Het land staat tot 1505 op zijn naam68. Wat er daarna mee gebeurd is, is onduidelijk. In 1553 wordt Willem van Hattem Diericxs ermee beleend.
Voor zover uit deze genealogie blijkt, is dit geslacht in mannelijke lijn uitgestorven.
NOTEN DOYS VAN MAUDERIC
1. I.A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland (Arnhem 1830-1875).
2. G. van Hasselt, Oorsprong van het geslacht Van Byland, Geldersche Bijzonderheden nr. 1 (Arnhem 1808).
3. O.L.J.W. baron Sloet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen, 5 Juni 1288, (‘s-Gravenhage 1872), index.
4. L de Man, De bijstelling met “dictus” en het probleem van de vaste familienaam, Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven 24 (1948), p. 25-32.
5. J.A. Anspach, Het geslacht van Delen, in De Nederlandsche Heraut, 5e jaargang (1889), p. 201, aant. 74.
6. A.G. van Dalen, Doys-van Bylant te Millingen en Pannerden, Heemstudie 9, Uitgave Heemkundekring De Duffelt, (1980).
7. Wim Jansen, Notities bij “Doys van Bylant”, in Leutherlectuur, 9e jg, extra nummer, oktober 1981.
8. W.H. Morel van Mourik, Doys: voornaam, patroniem, toenaam of achternaam? Gens Nostra september 1990, p. 321-327 en Nogmaals Doys Gens Nostra juni 1991, p. 254/5. In deze artikelen ben ik op de problematiek uitvoerig ingegaan en heb dit met voorbeelden geïllustreerd.
9. A.P. van Schilfgaarde, Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg, (s-Gravenhage 1949), drie delen, hierna afgekort AHGC, Inventaris en Regesten.
10. W. Jappe Alberts, De Stadsrekeningen van Arnhem, deel I (1353-1373).
11. In de artikelen vermeld bij noot 8 heb ik de taalkundige aspecten van de naam Doys en de varianten belicht.
12. Nederlandsche Heraut, 1888.
13. AHGC, regest 99.
14. Historisch Centrum Overijssel, archief Ten Hunnepe, invent. nr. 254, regest 89.
15. J.H. de Vey Mesdagh, Liber Sigillorum, deel I, nr. 3054, Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht.
16. Gelders Archief, Repertorium op de leenregisters van Culemborg (hierna vermeld als RLC) door A.P. van Schilfgaarde, omslag niet voortgezette lenen, Maurik.
17. W.H.Morel van Mourik, Van Mauderick 1270-1695, de geschiedenis van een schildboortig geslacht, (Ansen 1990).
18. N. Plomp , Een boer is geen edelman, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1993, p. 123.
19. In de volgende families komen in de 14e en 15e eeuw personen voor met de toenaam Doys. Tussen haken staat de eerste vermelding. Van Angeren (1394); van Avesaet (1342); van Bylant (1294); van Bommel (1411); vanDerthesen (1447); van Diden (1335); van Eck (ca. 1400); van der Eme (1315); van den Gruuthuus (1444); van Hecel (1377); van Leeuwen (1475); van Loele (1370); van Mauderic (1313); van Ravenswade (1376); Spronc (1411); Tengnagell (1440); van Volten (1377); van Voorn (1370); Wtenweerde (1443). Van de volgende geslachten met de toenaam Doys is mij een zegel met een kruis, al dan niet met een neventeken, bekend: Van Angeren, van Avesaet, van Bylant, van Mauderic, van Ravenswade. Een ander zegel voerden: van Derthesen, van Eck, van Loele, Spronc en Wtenweerde.
20 AHGC, regest 296.
21. A.J. de Mooy, De Gelderse kroniek van Willem van Berchen, (Arnhem 1950), p. 58.
22. P.W.A. Immink en A.J. Maris, Register Guidonis, (Utrecht 1969), p. 176n.
23. W. Nagge (overl. 1690), Historie van Overijssel deel I in: Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (Zwolle 1915), p. 74-80: In 1225 vond bij Ane (onder Hardenberg) het treffen plaats tussen de mannen van de bisschop van Utrecht, met steun van de graaf van Gelre, tegen Rudolf van Coevorden en zijn Drentse boeren. De bisschop zelf nam met veel krijgsvolk, ook gezonden door de graaf van Holland, aan de slag deel. De gecombineerde troepen werden door de Drenten smadelijk verslagen. 500 ridders van naam kwamen om, o.a. Steven van Maurick.
24. G. van Hasselt: Oorsprong van het geslacht van Van Byland p. 1: Theodericus dictus Duys de Mauderic habuit in possessione omnis bona Domini comitis, a Mauderic inferius sita, exclusa decima novalium aput Ravenswade singulis annis pro CCI cur. Regis pro XVI denar. anno 1313. (Ook geciteerd in de Heraldieke Bibliotheek 1880, p. 207/8).
25. Idem p. 2: Doys de Malderic ex jussu Domini Comitis 61 lb remisit ei de suo pacto, anno 1313.
26. E.J. Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326, (‘s-Gravenhage 1980/84), nr. 1319.11.29.
27. Jan Kuys, De ambtman in het kwartier van Nijmegen (ca.1250-1543 ) (Nijmegen 1987), p. 129.
28. I.A. Nijhoff: Gedenkwaardigheden… deel III, p. 22 en 23, akte nr. 29.
29. Als boven, p. 28-31, akte 31.De Zoen van 1376 was de aanleiding tot de Landvrede van 1377 tussen Jan van Blois, zijn gemalin Mechteld en ridders en knapen van de Over-Betuwe, Neder-Betuwe, Tieler- en Bommelerwaard, de Veluwe en de steden Huissen, Tiel, Zaltbommel, Wageningen, Harderwijk, Elburg en Hattem.
30. Codex Gelre (ca. 1395- ca.1403), fol. 90v, het manuscript van de Heraut Gelre, afgedrukt in M. Evers e.a., Het Hertogdom Gelre, (Utrecht 2003), p. 320. De in de tekst vermelde verwijzing naar A 1/ 15 in de tabellen van J.M. van Winter, Ministerialiteit en Ridderschap in Gelre en Zutphen (Groningen 1962) is echter niet juist. Zij noemt daar Steven Dous van Vaern, een ministeriaal, met als jaartallen 1436 (1442), maar die ook bij Nijhoff (akte 31) in 1377 voorkomt.
31. Ons Erfgoed, januari/februari 2005, p. 33.
32. De Nederlandsche Leeuw, februari 1991, kolom 12.
33. J.C. Kort, Het goederenbezit van de Heren van Culemborg in Maurik, in Genealogische Bladen deel 2 (Arnhem 1993), p. 83, nr. 36.
34. Eén van de gerichtsmannen daarbij was Pest Doys van Mauderic, die ik niet kan plaatsen. Verslagen van de Vereeniging voor Oud-Vaderlandsch Recht, deel 4, 1903, p. 96-98.
35. P.N. van Doorninck, Schatting van den lande van Gelre 1369 (Haarlem 1903), p. 200. Een pagina verder staat Steven Deus voor 8 pond, in wie ik een broer zie. Immers, bij de Landvrede van 1377 (zie noot 29) staan ze achter elkaar genoemd. Bij de “restanten” van de Schatting, kennelijk wanbetalers, staat Henric Deus met 8 pond op p. 318 en Steven Deus op p. 319 eveneens voor 8 pond . Overigens staat een Henric Deus in Echteld met 2 pond genoteerd (p. 185) en Henken Deussoen op dezelfde pagina, met 8 pond, dus ook geen kleine jongen. De Henric Deus in Echteld op p. 318 van de Schatting is waarschijnlijk dezelfde persoon als Henric Doys van Ecke, die (omstreeks 1394?) genoemd wordt in het RLC niet-voortgezette lenen, omslag Neder-Betuwe).
36. Remi van Schaik, Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1300-1550), Hilversum 1987), p. 81. Een schild was een gouden Franse munt, ingevoerd in 1337, het oudste goudstuk dat in groten getale in de Nederlanden circuleerde en daar door vrijwel alle vorsten nagemaakt werd.
37. Genealogische Bladen deel 2, p. 91 nr. 70.
38. AHGC, regest 264.
39. RLC niet-voortgezette lenen, omslag Rijswijk.
40. Idem, omslag onbekend.
41. AHGC, regest 1595.
42. AHGC, regest 391.
43. AHGC, regest 766.
44. AHGC, invent. nr. 5485.
45. AHGC, regest 1016.
46. AHGC, invent. nr. 4773, fol. 74 en 77v.
47. Genealogische Bladen, deel 2, p. 83.
48. Genealogische Bladen, deel 2. p. 115.
49. AHGC, regest 1492.
50. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) 1993, p. 90.
51. Digitale bronbewerkingen Gelre - www.geneaknowhow.net, met verwijzing naar het familiearchief Van der Capellen, inr. 278 (Gelders Archief).
52. CBG, dossier Van Eck (collectie Hooft van Huysduynen, archief Mathenesse).
De Derick Deus die in 1398 in Eck, Ingen en Ommeren wordt genoemd, is Deric Deus van der Eem.
53. Nationaal Archief, 1e afdeling nr 1.10.65 en 1.10.66: collectie Van Panthaleon van Eck, lijst van zegels.
54. Gelders Archief: Archief van de Graven en Hertogen van Gelre, Schattingskohier 1466, 1470, microfilm 1211: “Gherits wijff van Maurick mit huer gen. soin 4 st. So is Henrick oir soin eyn buyrmeister und sall daeromb syn schattinge mitten buyrmeisteren.” In 1470 luidt de vermelding “Henrick van Maurick 4 st., Gerits wyff van Maurick p.m.” In het Schattingskohier van 1466 treffen we overigens voor Lienden aan: “Roloff van Maurick 1 st.” en bij Kesteren: “Deuken Maurick 1 st.”,. Nieuwe personen, nieuwe vragen!
55. CBG: collectie Wagner, doos 507H, Leenboeken van den Aldenhaegh, p. 22.
56. Liber Sigillorum, deel I, nr. 1445, Ridderlijke Duitsche orde, Balije van Utrecht.
57. AHGC, regest 1816.
58. Op 11 nov.1481 werd Henric Doys van Mauderick beleend met de volgende lleengoederen in Zoelen: (CBG, collectie Wagner, Leenboeken van den Aldenhaegh, doos 507H, p. 1)
a. een kamp land in Zoelense Broek, genaamd die Storn, strekkend tot aan de Maurikse wetering;
b. 2 morgen en 1 hont, genaamd den Ouden Camp in Zoelense Broek, eveneens strekkend tot aan de Maurikse wetering (voorheen was dit stuk land van zijn broer Gherit);
c. de tijns van 7 hofsteden aan de Zoelstege;
d. 34 kippen uit een hofstede in Zoelen;
e. 7 kippen uit een hofstede in Zoelen bij de Linge, waar wijlen zijn broer Gherit had gewoond. (p. 2a)
Zijn erven worden daar op 29 juli 1486 als belenders genoemd. (p. 14).
Deze lenen worden op 22 juni 1522 (waarbij de 34 kippen van d. teruggebracht zijn tot 24 kippen) ten behoeve van jonffer Yda van Eck, weduwe van Philips van Haeften overgedragen, met als aantekening, dat ze afkomstig zijn van Gerrit van Eck (haar vader? en soms zoon van Aleid Doys van Mauderick, VII nr.4, en Johan van Eck?) en daarvoor van Henrick Deuys van Marik, VII nr.1. (p. 23).
59. Gelders Archief, Hof van Gelre, invent. nr. 5979.
60. CBG: collectie Wagner, doos 507H, Repertorium op de lenen van Soelen en de Aldenhaag.
61. CBG: dossier Van Eck (collectie Hooft van Huysduynen, leenregister van de St.-Paulusabdij te Utrecht, invent. nr. 505).
62. AHGC invent. nr. 5501-5514.
63. AHGC, regest 1759.
64. AHGC, regest 1816, invent. nr. 4782 fol. 63 en 256 en invent. nr. 4772, fol. 72v.
65. W.H. Morel van Mourik, Op zoek naar een familienaam, in Ons Erfgoed jan. 1999, p. 212/3.
66. RLC omslag “Lenen gekocht van Henrick van Maurick”.
67. RLC niet-voortgezette lenen, omslag Neder-Betuwe.
68. AHGC, invent. nr. 4782, nr. 308.
69. CBG – collectie Muschart, 45 U.
70. AHGC, regest 1776.
DOYS VAN MAUDERIC
eerder gepubliceerd in De Nederlandsche Leeuw, februari 2008, p. 15-19, met latere aanvullingen, die gecursiveerd zijn.
Wapenteken: een kruis
INLEIDING
Met de naam Doys is door onderzoekers nogal wat gerommeld. Instructief zijn de vijf dossiers over deze naam bij het Centraal Bureau voor Genealogie Op de stamboom van Peter Doys, momber in Deventer op 16 september 1495, werd een bovenbouw geconstrueerd, selectief samengesteld uit losse Doysvermeldingen, zoals die ook voorkomen in akten bij Nijhoff 1, waarbij de vraag of Doys in de middeleeuwen wel een vaste familienaam was, zelfs niet eens gesteld werd. Jhr. H.H. Roëll heeft geprobeerd de gegevens uit de collectie-Polvliet in een bezield verband te plaatsen. Boven aan de constructie zette hij Willem Doys (1285), die echter een Van Bylandt blijkt te zijn. Ook Steven Doys die bij Roëll voorkomt, hoort in dit kaartenhuis niet thuis: hij is een Doys van Mauderic. Een andere onderzoeker, die aangeeft dat hij Roëll als uitgangspunt heeft genomen, heeft kennelijk vraagtekens bij de samengevoegde vroege vermeldingen gezet, want hij laat zijn genealogie met bovengenoemde Peter Doys beginnen. Diens nageslacht voerde als wapen een schild met drie koeken.
In 1666 zijn op verzoek van kapitein Johan Doys, gedoopt Deventer 7 mei 1625, overleden 4 januari 1689, gegevens uit de middeleeuwen gezocht om zijn voorgeslacht meer glans te verlenen en waarbij meningen tot het niveau van feiten werden opgetild. Drie jaar later ontvangt hij van het Hof van Gelderland een certificatie van riddermatigheid.
Uit de 18e eeuw, uit 1766, dateren de genealogische aantekeningen Doys uit een ander dossier van het Centraal Bureau voor Genealogie, bijeen verzameld door baron de Haersolte van Yrst. We zien hier de bekende namen uit de oude akten terug.
Ook in de 19e eeuw was er belangstelling voor Doys. G. van Hasselt vermeldt in 18082: Theodericus Deus de Bilant laat na 1294 de vermelding Deus vallen en gaat verder door het leven als Theodericus (dominus) de Bylant. In het Oorkondenboek (1872) van O.L.J.W. baron Sloet3 vinden we achttien akten waarin Doys voorkomt, met als oudste vermelding Theodericus Doys, ministeriaal in 1233. In 1360 vermeldt hij Wilhelmus dictus Dous, miles; in 1277 heet hij Wilhelmus Doys, dus zonder “dictus”. Deze aanduiding treffen we geregeld in combinatie met Doys aan. “Dictus”na een voornaam betekent: wiens bijnaam is…4. J.A. Anspach5 ziet in 1889 in de spelling Doys een verschrijving van Dous; dat zou dan een samentrekking van dominus moeten zijn. Hij werd in die gedachtengang niet gesteund. Aan het eind van de vorige eeuw verscheen de publicatie van A.G. van Dalen6 over Doys-van Bylandt. Zijn ontegenzeggelijk meeslepende stijl verdoezelt dat ook hier veronderstellingen als feiten gepresenteerd worden, zoals W. Jansen7 met voorbeelden heeft aangetoond. Hieronder dus nogmaals Doys.
HET ONDERZOEK
Bij het onderzoek naar Doys in Gelderland heb ik meer dan 200 vermeldingen onder ogen gehad. Ze laten een bont geheel zien: Doys als voornaam, schijnbare voornaam, toenaam, patroniem en achternaam8. Behalve in het Oorkondenboek van Sloet,dat tot ca. 1300 loopt, komen veel middeleeuwse vermeldingen voor in de regesten die A.P. van Schilfgaarde9 van het archief van Culemborg heeft gemaakt. Zo’n 75 maal komt de naam Doeys voor in de Stadsrekeningen van Arnhem van 1353-137310. Daarnaast heb ik nog een groot aantal andere bronnen geraadpleegd.
Ik heb het voor het gemak over Doys, ook als ik de elf andere varianten bedoel. De spelling Doys komt namelijk het meeste voor. In Millingen aan de Rijn, waar Doys nu nog als voornaam voorkomt als verkorting van Theodorus, is de “o” die van “kom”, gevolgd door een heel korte naslag, lijkend op de “u”van “bus” en als neerlandicus lijkt mij dat de middeleeuwse uitspraak van de naam11. De varianten die ik bij mijn onderzoek (tot 1600) gevonden heb zijn: Deeuys, Deus, Deuys, Deys, Does, Doeus, Doeys, Dous, Dueys(s), Duys en Duess.
WEGLATEN VAN DELEN VAN DE NAAM
De bijnaam Doys kan worden weggelaten, zoals bij bovengenoemdeTheodericus Deus de Bylant. G. van Hasselt geeft een voorbeeld van het omgekeerde: in 1313 wordt Theodericus dictus Duys de Mauderic genoemd; In hetzelfde jaar heet hij Doys de Malderic. Bij oppervlakkige beschouwing kan men denken dat Doys hier een voornaam is; alleen vergelijking met andere gegevens kan duidelijkheid verschaffen.
Het verschijnsel dat de voornaam wordt weggelaten en men met de toenaam wordt genoemd, heb ik herhaaldelijk aangetroffen: b.v. Doys van der Eme in 131512, Doys van Diden in 133513. Dat wil niet zeggen dat Doys niet als voornaam is voorgekomen; dat zijn waarschijnlijk veel van de 75 gevallen die ik gevonden heb in de Stadsrekeningen van Arnhem voor de periode 1353-1373.
Een ander verschijnsel is, dat de achternaam/familienaam kan worden weggelaten. Dat deed de secretarius, maar ook de persoon zelf. Als de ambtman Theotericus dictus Does de Malderiick in 1327 zegelt, laat het randschrift zien: S. Theoderici Doys14. Hetzelfde beeld vertoont Theodoericus dictus Doys de Avezaet. Hij noemt zich in het randschrift van zijn zegel uit 1407 eenvoudigweg Diderick Dues15. Gerit Doys Geritszone, omstreeks 1450 in Maurik, treedt pas in het licht als hij dood is, wanneer in 1475 Geryt Doys van Leeuwen beleend wordt na dode van zijn vader Geryt Doys16.
Ook bij Doys van Mauderic ontbreekt meestal de volledige naam en komt betrokkene voor als Doys. Verwarring en verwisseling met de ”echte” van Maudericks17 komt niet voor, zelfs als er sprake is van een gelijke voornaam (Henric) is de een ridder en de ander knape. Wel bemoeilijkt het weglaten van de familienaam door de secretarius het inlijven van personen in de genealogie van wie het vermoeden bestaat dat ze erbij horen, maar van wie de gegevens te vaag zijn om ze op te nemen. Dat geldt bij voorbeeld voor Jordaen Doys, over wie een opmerking op p. 4 bij IIIb wordt gemaakt.
VERKLARING VAN DE AANDUIDING DOYS
Zoals hierboven blijkt gaat de voornaam Theoderic of Dirk vaak aan de aanduiding Doys vooraf. Hier ligt de sleutel: Dirc, Diederic is de verkorting en vernederlandsing van Theoderic. Theodorus, dezelfde naam, heeft als verkorting Deus, Dous, Doys opgeleverd, zoals nu nog in de Over-Betuwe en Oost-Nederland. Dirc, Dous en Doys betekenen dus hetzelfde. Sloet vermeldt in het register van persoonsnamen van zijn Oorkondenboek de naam Theoderich eveneens bij Doys en Dous. Doys blijkt een populaire naam als voornaam, patroniem, toenaam of achternaam te zijn geweest. Aanvankelijk werd de voornaam Theoderic(us), vernederlandst Dirc, min of meer automatisch gekoppeld aan z’n verkorting Doys, welke koppeling later verviel en zo begon Doys, losgezongen van zijn betekenis, zijn tocht door de geslachten.
Met opzet gebruik ik het meervoud “geslachten”. Het is namelijk een hachelijke zaak aan te nemen, zoals N. Plomp18 dat doet in zijn studie “Een boer is geen edelman” dat er een groep-Doys bestaan heeft, met onderlinge verwantschap. Zijn argument is het kruis als gemeenschappelijk zegelteken. Er van afgezien dat er families zijn die het kruiswapen hebben gevoerd zonder dat er naamdragers met Doys voorkwamen, er moet eerst nog met een argument aannemelijk worden gemaakt dat er van een dergelijke groep sprake is en dat zal niet meevallen, omdat Doys eind 14e en begin 15e eeuw nog geen vaste familienaam was, maar meestal een toenaam.
In mijn kaartsysteem komen 17 familienamen met de toenaam Doys voor. Van de mij bekende tien wapens hebben er vijf een kruis, al dan niet met een neventeken en vijf laten een ander teken zien19. De conclusie moet wel zijn, dat niet iedere familienaam met de toenaam Doys tot “de groep Doys met het kruiswapen” behoort. Bovendien: het kruis was in de middeleeuwen voor wapenzegels een zeer geliefd symbool; de collectie-Muschart bij het Centraal Bureau voor Genealogie bewijst dat.
EEN ANDER FAMILIEVERBAND?
Een familieverband van Doys van Mauderic met Van Mauderick is aannemelijk, al is niet duidelijk hoe. De zegels zijn met deze aanname in strijd: het hier behandelde geslacht voerde een kruis, terwijl de andere van Mauderics, die in dezelfde tijd in Maurik leefden, de droogscheerdersschaar voerden. In een akte van 4 febr.1381 geeft de knape Henric Doys van Mauderic de halve wind te Maurik aan Gheryt, heer van Culenborch20. Interessant is de mededeling dat hij dit windrecht van zijn voorouders heeft geërfd. We komen dan al snel 100 jaar eerder terecht, bij generatie I van onderstaande genealogie, Dirc gezegd Duys van Mauderic. In die tijd leefde Saffatijn van Mauderic, die in 1272 de burcht van Maurik gebouwd heeft21. Zijn kleindochter bracht de burcht door huwelijk met een Van Culenborch ca. 1306 in dit geslacht22. Het is zeer aannemelijk, dat hierbij ook het halve windrecht is geweest. Er was de familie Van Culenborch dus veel aan gelegen, die andere helft te verkrijgen. Een gemeenschappelijke voorvader zou kunnen zijn de in 1244 gesneuvelde Steven van Mauderic23. Zowel in de stam van Saffatijn als in de Doysstam komt de naam Steven voor. Als deze gedachtengang juist is, verklaart ze de aanzienlijke positie van Dirc gezegd Duys van Mauderic, zoals uit de genealogie blijkt.
Bij sommige leden van dit geslacht staan zo weinig beleningen, dat je je zou kunnen afvragen of zij van zo weinig grond hebben kunnen leven. Maar: als knape moest men over een paard en een harnas beschikken. Het is dus vrijwel zeker dat in de familie nog veel allodiaal grondbezit was, dat uiteraard niet in de leenregisters opgetekend staat. Daarnaast zouden in het verloren gegane leenregister van 1423-1452 van de heerlijkheid Maurik beleningen kunnen zijn vermeld, waar we nooit meer weet van zullen hebben.
PROEVE VAN EEN GENEALOGIE VAN DOYS VAN MAUDERIC
CT = J.C. Kort, Culemborg Totaal, nu genaamd Repertorium op de lenen van de hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669)
I DIRC GEZEGD DUYS VAN MAUDERIC ("Theodericus dictus Duys de Mauderic"), (geschatte jaren 1260 – ca. 1319), bezat in 1313 alle leengoederen van de graaf van Gelre ten zuiden van Maurik, uitgezonderd de tienden van de pas ontgonnen landerijen bij Ravenswaaij24. In hetzelfde jaar moet hij op bevel van de graaf 61 pond vanwege pacht aan hem teruggeven25. Hij, Doys van Maudric, is knape op 1.7.1314; hij treedt dan als getuige op bij een oorkonde van Reynald, graaf van Gelre (J.W. Berkelbach van den Sprenkel, Regesten van Oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340 (1937)).Uit deze gegevens blijkt, dat het om een aanzienlijk man ging.
Op 29 nov.1319 blijkt hij dood te zijn; hij wordt dan samen met zijn zoon DOUSEKIN (kleine Dous, Dirkje dus) genoemd in een akte, waarin de proost en het convent van Mariënschoot te Zennewijnen enige jaarlijkse inkomsten van 2 pond en 8 schellingen kleine penningen uit de onaangetaste goederen van Dousekin, zoon van wijlen Dirc gezegd Dous van Mauderic, "in integris bonis Dousekini, filii quondam Theoderici dicti Dous de Mauderic" bestemmen voor de zieke kloosterzusters26.
Een dochter zou kunnen zijn Agniese Doys van Maudric, die met haar man Everard Spaen Roversz. te Ingen op 26 mei 1326 10 morgen land in Ingen verkoopt. Tijnsgenoot hierbij is Dieric Doys van Maudric, kennelijk haar broer. (Utr.Arch. Buchel-Booth invent. nr12, fol. 42v-43r).
II THEOTERICUS DICTUS DOES DE MALDRIICK (in wie ik bovengenoemde Dousekin zie, geschatte jaren 1300-1360), wordt op 19 juni 1327 als ambtman in de Neder-Betuwe vermeld27. Zijn ambtstijd zal maximaal 1½ jaar zijn geweest (na 22 jan.1326 - voor 31 juli 1327), wat op te maken is uit de data van zijn directe voorganger en zijn opvolger. Zijn zegel vertoont een kruis met op de (heraldisch) linker zij-arm een droogscheerdersschaar met de punten naar beneden, met als randschrift S. Theoderici Doys14). De schaar wijst m.i. op een verbinding met de hoofdstam Van Mauderic.
Zoons zullen zijn:
1. Steven Doys, volgt IIIa )
2. Heinric Doys, volg IIIb ) Deze aanname stoelt o.a. op het volgende:
3. Dirc Doys, volgt IIIc )
Henric Doeys en Dirck Doeys zijn twee van de 83 knapen en 9 ridders die zich op 2 nov.1376 met Jan van Blois en zijn gemalin Machteld, hertogin van Gelre, verzoend hebben28. Bij de daaropvolgende Landvrede van 1377 staan bij de knapen van de Neder-Betuwe Steven en Henric Duys, gepresenteerd als twee broers29.
IIIa STEVEN DOYS, (geschatte jaren 1340-1400); wapen: een gouden kruis op een groen veld30, een belening zonder datum, maar voor 1400: 3 morgen in de Nieuwe Weide, 8 hont aan de Roghkamp en 3 akkers in Wijkermaat, boven de Meynstrate16, alles in Maurik. Verder: 1394 4 morgen en 2 hont in anderhalve akkers in Rijswijk (CT nr 622). Het zou kunnen zijn dat met Steven van Mouderic, die beleend wordt met 5½ morgen op de Weide en 2 morgen in de Roggekamp, deze Steven Doys bedoeld wordt: “Steven van Mouderic, boven Steven vorseid met zijn hofstede”16.
Hieruit:
1. MECHTELT Doys van Mauderic, leefde 1458, tr. Arnt Goessens van den Gruuthuus, dood in 1458, knape, schepen van Arnhem, richter van de Veluwe, raad, rentmeester en zwager van Willem I, hertog van Gelre, zegelt 24 mrt.1402 (een naar rechts kijkende adelaar met gespreide vleugels)31 samen met Otto Doys van Mauderic32.
2. OTTO Doys van Mauderic, had land in het Meerland, in 1423 stond dat op naam van zijn erven, in 1452 op naam van zijn neef Otto van den Gruuthuuse33, zegelt 24 mrt.1402 (een kruis, beladen met een schildje) samen met zijn zwager Arnt Goessens van den Gruuthuus; laat op 28 mrt.1409 gerechtelijk de goederen te Maurik van de Proost van Oudmunster te Utrecht panden en verkopen voor 300 “Vrancriische schilde”, welk bedrag hij gaf aan zijn neef Otte van den Gruuthuus Aerntsoen34.
IIIb HEINRIC DOYS VAN MAUDERIC (geschatte jaren 1340-1400); hij komt voor het eerst voor in 1369 en wel als Henric Doys, bij de schatting van dat jaar35, waar hij voor zijn bezittingen in Maurik voor 8 pond wordt aangeslagen, de bovengrens van de belasting, bij een vermogen van 100 oude schilden36. Deze vermelding wordt door Dr.J.C. Kort gekoppeld aan de Hendrik Doys die in 13.. (geen nader jaar bekend) en 13(94) wordt beleend met twee vijfgaarden in Maurikerbroek37. Daar zestig jaar later een Hendrik Doys van Mauderic, leenvolger is, is het plausibel, dat Henric Doys van 1369 een Henric Doys van Mauderic is. Hij is in 1375 tijnsgenoot38 en in 1381 wordt hij “knape” genoemd. Hij verklaart dan aan Gheryt, heer van Culenborch en van der Lecke de halve wind te Maurik gegeven te hebben20. De andere helft van het windrecht (een recht van de heer om een windmolen te hebben) moet dan oorspronkelijk van Saffentijn van Mauderic geweest zijn en via het huwelijk van zijn kleindochter met een Van Culenborch al ca. 1306 zijn vererfd22. De heer van Culemborg had dus van 1381 af het hele windrecht.
Hij was ca. 1400 leenman van 9½ morgen in Maurik (waarschijnlijk op de Perrick), 3 morgen in de Huusmaten, 4 vijfgaarden in de Grote Broek, 3 morgen in de Meente, 4½ hont in de Weert, een akker bij de Rijn en 4 morgen en 2 hont in Rijswijk16 en 39 op de Weertakker, 1394-1423. In laatstgenoemd jaar gaat het leen over op Kunigonde, weduwe van Jordaen Doys CT nr 625). Deze Jordaen komt ook voor 1400 als belender voor van 4 morgen en 2 hont van de Weertgraaf tot de Broeksteeg in Rijswijk (CT nr. 624). Familie…??
Zijn vrouw, vermeld als “Doys wiif van Mauderic”, is in 1394 beleend met 9 morgen in Rijswijk39, met lijftocht voor haar stiefmoeder (CT nr 607).
Een dochter kan zijn:
UDEL DOYS DOCHTER VAN MAUDERIC, geh. met Roelof Utenweerde. Zij heeft ca. 1400 de lijftocht van 3 penmate 10 morgen, waar is onbekend40. Een Roelof Jansz. Utenweerde met zoon Jan leefde in 145941.
Een zoon kan zijn:
DIRCK HEINRIC DOYS SONE / DIRC DOYS HINRIC SONE, die ca. 1400 genoemd wordt voor 2 morgen land in Wijkermaat, strekkend tot aan de dijk, samen met Weyndelmoet Hugen dochter, 1½ morgen in de Grote Broek, alsmede (ca. 1420) voor 2 hont in Wijkermaat16.
IIIc DIRC DOYS VAN MAUDERIC, (geschatte jaren 1340 - voor 12 jan.1423), tr. Liisbet, leefde 12 jan.1423.
Hieruit:
1. Gerrit, met zoon Dirc Doys van Mauderic Gerrits, volgt IVa.
2. Giisbert, met zoon Dirc Doys van Mauderic Giisberts, volgt IVb.
3. Dirc Doys Doysz, ook vermeld als Dirck Doys Dircks Maurik, genoemd 1423, 1453 en 1456.
Beredeneerde verwantschap
Op 12 maart 1397 koopt Dirc Doys Gheryts 10 ½ hont land onder Maurik in de Huusmaten42 . Hij behoudt dat tot 12 januari 1423, want dan dragen Dirc Doys van Mauderic en zijn vrouw Heylwich, alsmede Dirc Doys Doysz. met zijn moeder Liisbeth een akker land van 11 hont in de Huusmaten over aan de vicaris van het St.-Catharina-altaar in de kerk te Maurik43. Dat het om hetzelfde land gaat, blijkt uit het eigendomsbewijs van de 11 hont in de Huusmaten en de oudere brief van 1397 44 . Hieruit volgt dat Dirc Doys Gheryts en Dirck Doys van Mauderic identiek zijn.
Eveneens, via een andere akte, is bovengenoemde Dirc Doys Doysz. te traceren, die op zijn beurt een andere Doys, nl. Dirc Doys Giisberts, als een Van Mauderic thuisbrengt: op 2 oktober 1436 draagt laatstgenoemde met zijn vrouw Lisbet 8 hont land op de Slage over aan Evert Utenweerde Gherits .45 Beiden zien we weer terug in de leenregisters van Culemborg in 1453; de vrouw blijkt dan Lysbeth van Eck Lamphollendr te zijn; zij wordt dan beleend met 8½ morgen op Hornixveld 46 . Als weduwe van Dirck Doys Giisberts draagt zij dit land op 5 juli 1455 over aan de leenheer 47 . Op 20 december 1449 wordt zij als belendster van een hofstede buiten de bandijk Elisabeth JAN Lamphollendr genoemd 48 . Hulder in 1453 is Dirck Doys Dircks Maurik, in wie ik de Dirc Doys Doysz. van 1436 zie. De familierelaties laten zich verduidelijken in onderstaand overzicht.
Dirc (dood 1423) x Liisbet (leefde 1423)
IVa IVb
Gerit Giisbert Dirck Doys Doysz / Dirck Doys Dircks Maurik
genoemd in 1423 met moeder Liisbeth
| | 1453 hulder, 1456
| |
Va Vb
Dirc Doys Gherits Dirc Doys Giisberts
genoemd in 1393, 1397 genoemd in 1403,1436, dood in 1455
tr. Heilwich tr. Lysbet van Eck Lamphollendr.
| |
| |
VIa VIb
Dierick Doys Henric Doys
VIa DIERICK DOYS DOYS GERITS SOEN SOEN / DOYS GERITS, ca. 1400 ½ morgen op de Meente, van de wetering tot aan de Huusmaten, boven zelf geland16 en 40. Deze belening kan ook op Va slaan.
Een zoon is mogelijk: Gherit Doys van Mauderic, volgt VII.
VII GHERIT DOYS VAN MAUDERICK wordt op 13 mei 1456 genoemd als geërfde van Eck, i.v.m. een ordonnantie op het schoonhouden van de Linge49. Hij staat op een lijst van steden en riddermatigen omstreeks 146050 , ook vermeld op de riddercedule van Gelre van 1468 voor Eck (of is dit zijn zoon?)51 en was leenman van het huis Matenesse, van een huis, boomgaard en hofstede groot 14 morgen in Eck, dat in 1467 overging op zijn zoon Henric52; hij was evenwel al dood in 146153. De namen van zijn vrouw en kinderen, alsmede de mededeling dat hij iemand een jaarrente uit land onder Maurik geschonken had, zijn ook uit laatstgenoemde vermelding afkomstig. Hij was gehuwd met Johanna van der Moelen, die in 1466 in Eck voor 4 stuivers aangeslagen werd en in 1470 pro memorie54. In 1461 werden vier kinderen vermeld: Henrick, Gherit, Alart en Aleid:
1. HENRIC DOYS VAN MAUDERICK, buurmeester van Eck [1466], komt voor in de Schattingsregisters van 1466 en 1470, in het laatste voor 4 stuivers54, kinderloos overl. na 20 jan.150955, tr. Heilwich Ottensdr. van Derthesen, beiden vermeld op 4 apr.1494. Haar wapen toont drie gespen56. Hij staat in 1466 als gerichtman zijn zwager bij, de richter van Eck en Maurik, Johan van Eck57.
Van 25 okt.1467 tot 3 dec.1490 is hij beleend met een huis, boomgaard en hofstede, groot 14 morgen te Eck; daarna gaat het goed over op Sweder van Rumelaer52. Bij de belening van 16 apr. 1476 worden ook leenmannen genoemd. Dit goed is De Hul, een kasteelachtig gebouw met een gracht en bouwhuizen. Huize de Hul lag tot in het midden van de 19e eeuw midden voor de Kniphoek, een straat aan de westzijde van Eck. Er waren heerlijke rechten aan verbonden, zoals het jachtrecht (Ned.Leeuw jan. 1991, kol. 19).
Zijn beleningen in Zoelen per 11 nov.1481 omvatten enige stukken land, tijns en 41 kippen58.
Op 4 dec.1476 verkoopt hij met zijn vrouw 3 hont land, genaamd die Ghier in Eck als vrij goed59.
2. GHERIT DOYS VAN MAUDERICK, overl. voor 11 nov.1481, had ver voor 1527 6 morgen op de Zesgarden te Zoelen60 , beleend 9 nov.1475 (tot 1481) met 2 morgen en 1 hont in Zoelense Broek, genaamd den Ouden Camp58. Zijn erven worden in 1476 en op 29 juli 1486 als belenders genoemd60.
3. ALART DOYS VAN MAUDERICK, genoemd in 1461.
4. ALEID DOYS VAN MAUDERICK, genoemd in 1461, tr. Johan van Eck, richter van Eck en Maurik [1466, 1469]53.
Vermoedelijke zoon van Dirc Doys Giisberts (Vb):
VIb HENRIC DOYS VAN MOUDERIC (geschatte jaren 1410-1470); hij wordt op 11 febr.1436 als Henrick van Mauderick met Maria Doys zijn vrouw, en haar broer Joest Doys als belenders van 6 morgen in Eck genoemd61. Hij is rentmeester van de heer van Culemborg van 1445-146162. Als geërfde van Maurik wordt hij in 1456 vermeld in een ordonnantie die het schoonhouden van de Linge regelt49. Hij koopt in 1464 10 morgen op de Parric en 3 hofsteden in Wiel van de heer van Culemborg en heeft die later terugverkocht en zegelde toen met een kruis63. Hij moet zijn overleden na 16 mrt. 1466, dat is de laatste keer dat hij als gerichtsman genoemd wordt 64. In het Schattingskohier van 1466 komt hij voor met 4 stuivers; in 1470 staat in het kohier “Henrix erfgenamen van Maurick 3 stuivers”, met direct daarna “Stees en Joist” , zijn zoons54. Hij tr. ca. 1436 Mary Doys, die gezien de beleningen ca. 1468 moet zijn overleden. Hoewel zij bij de beleningen nergens met een familienaam voorkomt, blijkt zij een Van Angeren te zijn, dochter van Dirc Doys van Angeren65. Zij komt van 1453-1462 zeven maal in de leenregisters voor, haar man geen enkele keer. Wel wordt Henric Doys van Mouderic in 1452 genoemd als belender van 3 morgen op de Slage66.
Kinderen van dit echtpaar:
1. JOEST VAN MOUDERIC. Hij is als Joost Doys van 1423-1453 belender in Rijswijkerweert CT 666) en met onbekende datum belender in Rijswijk (CT 676). Hij is de oudste zoon en komt met zijn broer Stees voor in het Schattingskohier van 1470, leenman van 1½ morgen tot Wiel 27 juli 147167.
2. HENRIC VAN MOUDERIC, volgt zijn moeder op in het leen van de 3 morgen in Grote Broek68, datum onbekend, maar na 1453 en voor 1468, als hij het land aan zijn broer Steesken overdraagt. Hij zal de Henric Doys van Mauderic zijn, die op 3 febr.1464 drie hofsteden in Wiel koopt en zegelt met een kruis, vergezeld van een barensteel met drie hangers69. Hij belooft op 15 okt.1464 de heer van Culemborg voor de 3 morgen leengoed in het Broek, hem door zijn vader geschonken, jaarlijks 1 oud schild te geven70.
P.Horden: Een kleine geschiedenis van het land van Vianen (p. 39):
In 1480 trokken rooftroepen onder Jan van Heemstede over de Diefdijk het land van Culemborg in en namen ene Henk van Maurik gevangen, die op 200 Rijnse guldens losgeld gezet werd.
3. STEESKE VAN MOUDERIC, leenman van 1½ morgen tot Wiel, van 1468-147165, 1½ morgen tot Rijswijk, ca. 146839, 3 morgen in Grote Broek 20 juni 146868. In 1470 komt met land in Schalkwijk voor Staes Henrickx van Mourick (Mededeling Dr. M.S.F.Kemp 2 jan. 1974). In 1476 blijkt hij overleden te zijn. Dan wordt HENRIC DOYS VAN MAUDERIC STESKENSZ, onmondig, na de dood van zijn vader met de 3 morgen in Grote Broek beleend. Het land staat tot 1505 op zijn naam68. Wat er daarna mee gebeurd is, is onduidelijk. In 1553 wordt Willem van Hattem Diericxs ermee beleend.
Voor zover uit deze genealogie blijkt, is dit geslacht in mannelijke lijn uitgestorven.
NOTEN DOYS VAN MAUDERIC
1. I.A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland (Arnhem 1830-1875).
2. G. van Hasselt, Oorsprong van het geslacht Van Byland, Geldersche Bijzonderheden nr. 1 (Arnhem 1808).
3. O.L.J.W. baron Sloet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen, 5 Juni 1288, (‘s-Gravenhage 1872), index.
4. L de Man, De bijstelling met “dictus” en het probleem van de vaste familienaam, Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven 24 (1948), p. 25-32.
5. J.A. Anspach, Het geslacht van Delen, in De Nederlandsche Heraut, 5e jaargang (1889), p. 201, aant. 74.
6. A.G. van Dalen, Doys-van Bylant te Millingen en Pannerden, Heemstudie 9, Uitgave Heemkundekring De Duffelt, (1980).
7. Wim Jansen, Notities bij “Doys van Bylant”, in Leutherlectuur, 9e jg, extra nummer, oktober 1981.
8. W.H. Morel van Mourik, Doys: voornaam, patroniem, toenaam of achternaam? Gens Nostra september 1990, p. 321-327 en Nogmaals Doys Gens Nostra juni 1991, p. 254/5. In deze artikelen ben ik op de problematiek uitvoerig ingegaan en heb dit met voorbeelden geïllustreerd.
9. A.P. van Schilfgaarde, Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg, (s-Gravenhage 1949), drie delen, hierna afgekort AHGC, Inventaris en Regesten.
10. W. Jappe Alberts, De Stadsrekeningen van Arnhem, deel I (1353-1373).
11. In de artikelen vermeld bij noot 8 heb ik de taalkundige aspecten van de naam Doys en de varianten belicht.
12. Nederlandsche Heraut, 1888.
13. AHGC, regest 99.
14. Historisch Centrum Overijssel, archief Ten Hunnepe, invent. nr. 254, regest 89.
15. J.H. de Vey Mesdagh, Liber Sigillorum, deel I, nr. 3054, Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht.
16. Gelders Archief, Repertorium op de leenregisters van Culemborg (hierna vermeld als RLC) door A.P. van Schilfgaarde, omslag niet voortgezette lenen, Maurik.
17. W.H.Morel van Mourik, Van Mauderick 1270-1695, de geschiedenis van een schildboortig geslacht, (Ansen 1990).
18. N. Plomp , Een boer is geen edelman, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1993, p. 123.
19. In de volgende families komen in de 14e en 15e eeuw personen voor met de toenaam Doys. Tussen haken staat de eerste vermelding. Van Angeren (1394); van Avesaet (1342); van Bylant (1294); van Bommel (1411); vanDerthesen (1447); van Diden (1335); van Eck (ca. 1400); van der Eme (1315); van den Gruuthuus (1444); van Hecel (1377); van Leeuwen (1475); van Loele (1370); van Mauderic (1313); van Ravenswade (1376); Spronc (1411); Tengnagell (1440); van Volten (1377); van Voorn (1370); Wtenweerde (1443). Van de volgende geslachten met de toenaam Doys is mij een zegel met een kruis, al dan niet met een neventeken, bekend: Van Angeren, van Avesaet, van Bylant, van Mauderic, van Ravenswade. Een ander zegel voerden: van Derthesen, van Eck, van Loele, Spronc en Wtenweerde.
20 AHGC, regest 296.
21. A.J. de Mooy, De Gelderse kroniek van Willem van Berchen, (Arnhem 1950), p. 58.
22. P.W.A. Immink en A.J. Maris, Register Guidonis, (Utrecht 1969), p. 176n.
23. W. Nagge (overl. 1690), Historie van Overijssel deel I in: Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (Zwolle 1915), p. 74-80: In 1225 vond bij Ane (onder Hardenberg) het treffen plaats tussen de mannen van de bisschop van Utrecht, met steun van de graaf van Gelre, tegen Rudolf van Coevorden en zijn Drentse boeren. De bisschop zelf nam met veel krijgsvolk, ook gezonden door de graaf van Holland, aan de slag deel. De gecombineerde troepen werden door de Drenten smadelijk verslagen. 500 ridders van naam kwamen om, o.a. Steven van Maurick.
24. G. van Hasselt: Oorsprong van het geslacht van Van Byland p. 1: Theodericus dictus Duys de Mauderic habuit in possessione omnis bona Domini comitis, a Mauderic inferius sita, exclusa decima novalium aput Ravenswade singulis annis pro CCI cur. Regis pro XVI denar. anno 1313. (Ook geciteerd in de Heraldieke Bibliotheek 1880, p. 207/8).
25. Idem p. 2: Doys de Malderic ex jussu Domini Comitis 61 lb remisit ei de suo pacto, anno 1313.
26. E.J. Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326, (‘s-Gravenhage 1980/84), nr. 1319.11.29.
27. Jan Kuys, De ambtman in het kwartier van Nijmegen (ca.1250-1543 ) (Nijmegen 1987), p. 129.
28. I.A. Nijhoff: Gedenkwaardigheden… deel III, p. 22 en 23, akte nr. 29.
29. Als boven, p. 28-31, akte 31.De Zoen van 1376 was de aanleiding tot de Landvrede van 1377 tussen Jan van Blois, zijn gemalin Mechteld en ridders en knapen van de Over-Betuwe, Neder-Betuwe, Tieler- en Bommelerwaard, de Veluwe en de steden Huissen, Tiel, Zaltbommel, Wageningen, Harderwijk, Elburg en Hattem.
30. Codex Gelre (ca. 1395- ca.1403), fol. 90v, het manuscript van de Heraut Gelre, afgedrukt in M. Evers e.a., Het Hertogdom Gelre, (Utrecht 2003), p. 320. De in de tekst vermelde verwijzing naar A 1/ 15 in de tabellen van J.M. van Winter, Ministerialiteit en Ridderschap in Gelre en Zutphen (Groningen 1962) is echter niet juist. Zij noemt daar Steven Dous van Vaern, een ministeriaal, met als jaartallen 1436 (1442), maar die ook bij Nijhoff (akte 31) in 1377 voorkomt.
31. Ons Erfgoed, januari/februari 2005, p. 33.
32. De Nederlandsche Leeuw, februari 1991, kolom 12.
33. J.C. Kort, Het goederenbezit van de Heren van Culemborg in Maurik, in Genealogische Bladen deel 2 (Arnhem 1993), p. 83, nr. 36.
34. Eén van de gerichtsmannen daarbij was Pest Doys van Mauderic, die ik niet kan plaatsen. Verslagen van de Vereeniging voor Oud-Vaderlandsch Recht, deel 4, 1903, p. 96-98.
35. P.N. van Doorninck, Schatting van den lande van Gelre 1369 (Haarlem 1903), p. 200. Een pagina verder staat Steven Deus voor 8 pond, in wie ik een broer zie. Immers, bij de Landvrede van 1377 (zie noot 29) staan ze achter elkaar genoemd. Bij de “restanten” van de Schatting, kennelijk wanbetalers, staat Henric Deus met 8 pond op p. 318 en Steven Deus op p. 319 eveneens voor 8 pond . Overigens staat een Henric Deus in Echteld met 2 pond genoteerd (p. 185) en Henken Deussoen op dezelfde pagina, met 8 pond, dus ook geen kleine jongen. De Henric Deus in Echteld op p. 318 van de Schatting is waarschijnlijk dezelfde persoon als Henric Doys van Ecke, die (omstreeks 1394?) genoemd wordt in het RLC niet-voortgezette lenen, omslag Neder-Betuwe).
36. Remi van Schaik, Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1300-1550), Hilversum 1987), p. 81. Een schild was een gouden Franse munt, ingevoerd in 1337, het oudste goudstuk dat in groten getale in de Nederlanden circuleerde en daar door vrijwel alle vorsten nagemaakt werd.
37. Genealogische Bladen deel 2, p. 91 nr. 70.
38. AHGC, regest 264.
39. RLC niet-voortgezette lenen, omslag Rijswijk.
40. Idem, omslag onbekend.
41. AHGC, regest 1595.
42. AHGC, regest 391.
43. AHGC, regest 766.
44. AHGC, invent. nr. 5485.
45. AHGC, regest 1016.
46. AHGC, invent. nr. 4773, fol. 74 en 77v.
47. Genealogische Bladen, deel 2, p. 83.
48. Genealogische Bladen, deel 2. p. 115.
49. AHGC, regest 1492.
50. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) 1993, p. 90.
51. Digitale bronbewerkingen Gelre - www.geneaknowhow.net, met verwijzing naar het familiearchief Van der Capellen, inr. 278 (Gelders Archief).
52. CBG, dossier Van Eck (collectie Hooft van Huysduynen, archief Mathenesse).
De Derick Deus die in 1398 in Eck, Ingen en Ommeren wordt genoemd, is Deric Deus van der Eem.
53. Nationaal Archief, 1e afdeling nr 1.10.65 en 1.10.66: collectie Van Panthaleon van Eck, lijst van zegels.
54. Gelders Archief: Archief van de Graven en Hertogen van Gelre, Schattingskohier 1466, 1470, microfilm 1211: “Gherits wijff van Maurick mit huer gen. soin 4 st. So is Henrick oir soin eyn buyrmeister und sall daeromb syn schattinge mitten buyrmeisteren.” In 1470 luidt de vermelding “Henrick van Maurick 4 st., Gerits wyff van Maurick p.m.” In het Schattingskohier van 1466 treffen we overigens voor Lienden aan: “Roloff van Maurick 1 st.” en bij Kesteren: “Deuken Maurick 1 st.”,. Nieuwe personen, nieuwe vragen!
55. CBG: collectie Wagner, doos 507H, Leenboeken van den Aldenhaegh, p. 22.
56. Liber Sigillorum, deel I, nr. 1445, Ridderlijke Duitsche orde, Balije van Utrecht.
57. AHGC, regest 1816.
58. Op 11 nov.1481 werd Henric Doys van Mauderick beleend met de volgende lleengoederen in Zoelen: (CBG, collectie Wagner, Leenboeken van den Aldenhaegh, doos 507H, p. 1)
a. een kamp land in Zoelense Broek, genaamd die Storn, strekkend tot aan de Maurikse wetering;
b. 2 morgen en 1 hont, genaamd den Ouden Camp in Zoelense Broek, eveneens strekkend tot aan de Maurikse wetering (voorheen was dit stuk land van zijn broer Gherit);
c. de tijns van 7 hofsteden aan de Zoelstege;
d. 34 kippen uit een hofstede in Zoelen;
e. 7 kippen uit een hofstede in Zoelen bij de Linge, waar wijlen zijn broer Gherit had gewoond. (p. 2a)
Zijn erven worden daar op 29 juli 1486 als belenders genoemd. (p. 14).
Deze lenen worden op 22 juni 1522 (waarbij de 34 kippen van d. teruggebracht zijn tot 24 kippen) ten behoeve van jonffer Yda van Eck, weduwe van Philips van Haeften overgedragen, met als aantekening, dat ze afkomstig zijn van Gerrit van Eck (haar vader? en soms zoon van Aleid Doys van Mauderick, VII nr.4, en Johan van Eck?) en daarvoor van Henrick Deuys van Marik, VII nr.1. (p. 23).
59. Gelders Archief, Hof van Gelre, invent. nr. 5979.
60. CBG: collectie Wagner, doos 507H, Repertorium op de lenen van Soelen en de Aldenhaag.
61. CBG: dossier Van Eck (collectie Hooft van Huysduynen, leenregister van de St.-Paulusabdij te Utrecht, invent. nr. 505).
62. AHGC invent. nr. 5501-5514.
63. AHGC, regest 1759.
64. AHGC, regest 1816, invent. nr. 4782 fol. 63 en 256 en invent. nr. 4772, fol. 72v.
65. W.H. Morel van Mourik, Op zoek naar een familienaam, in Ons Erfgoed jan. 1999, p. 212/3.
66. RLC omslag “Lenen gekocht van Henrick van Maurick”.
67. RLC niet-voortgezette lenen, omslag Neder-Betuwe.
68. AHGC, invent. nr. 4782, nr. 308.
69. CBG – collectie Muschart, 45 U.
70. AHGC, regest 1776.